1. Het koord in het midden vouwen, om een lus te vormen. Plaats hem over de staaf en trek beide draden erdoor. Trek de knoop aan.
2. Afhankelijk van hoe je verder knoopt, kan de lus of aan de voorkant of aan de achterkant zijn.
3. Lus op de achterkant.
1. De linker werkdraad over de twee vuldraden leggen, maar onder de rechter werkdraad leggen.
2. De rechter werkdraad onder de vuldraden en door de ontstane lus van de linker werkdraad halen.
3. De knoop aantrekken en opnieuw met de linker werkdraad beginnen. Als je de knoop voortdurend herhaalt, ontstaat er een spiraal.
1. De rechter werkdraad over de twee vuldraden leggen, maar onder de linker werkdraad leggen.
2. De linker werkdraad onder de vuldraden en door de ontstane lus van de rechter werkdraad halen.
3. De knoop aantrekken en weer opnieuw beginnen met de rechter werk. Als je de knoop voordurend herhaalt, ontstaat er een spiraal.
1. De linker werkdraad over de twee vuldraden leggen, maar onder de rechter werkdraad leggen.
2. De rechter werkdraad onder de vuldraden en door de ontstane lus van de linker werkdraad halen.
3. De knoop aantrekken.
4. Nu met de rechter werkdraad beginnen.
5. Ga precies hetzelfde te werk als in stap 2, maar dan in omgekeerde richting.
6. De knoop aantrekken. De lus is linksom.
1. De rechter werkdraad over de beide vuldraden maar onder des linken Werkdraads legen.
2. De linker werkdraad onder de vuldraden en door de ontstane lus van de rechter Werkdraad halen.
3. De knoop aantrekken en weer met de linker werkdraad beginnen.
4. Ga precies hetzelfde te werk als in stap 2, maar dan in omgekeerde richting.
5. De knoop aantrekken. De lus is rechtsom.
6. Wordt de weitasknoop linksom en rechtsom afwisselend geknoopt, ontstaat dit patroon.
1. Bij deze knoop kan met een willekeurig aantal strengen worden geknoopt. Het aantal draden moet altijd deelbaar zijn door 4.
2. In de eerst rij wordt de weitasknoop met steeds 4 draden van links naar rechts geknoopt.
3. In de tweede rij de eerste twee draaden overspringen en met de derde draad de eerste Weitasknoop knopen. Ook de beide laatste strengen weglaten.
4. Deze twee rijen worden afwisselend herhaald. De afstand tussen de rijen kan naar believen worden gekozen.
1. Bij deze knoop kan met een willekeurig aantal strengen worden geknoopt.
2. Leg de vuldraad al diagonaal over de strengen. Deze kan ook met een stuk plakband worden gefixeerd. De streng wordt alleen omknoopt.
3. De werkdraad met een lus over een vuldraad leggen. De lus naar boven schuiven en stevig aantrekken.
4. Maak opnieuw een lus met dezelfde werkdraad en fixeer deze opnieuw.
5. De vuldraad met een andere werkdraden omwikkelen.
1. Plaats de werkdraad met een lus over de vuldraad. Duw de lus naar boven en trek hem stevig aan.
2. Maak met de werkdraad nogmaals een lus met en fixeer deze weer.
3. De vuldraad met de andere werkdraden omwikkelen.
4. Verschillende varianten van de diagonale dubbele halve steek.
1. De werkdraad kan het beste aan de linkerkant worden vastgezet met een naald of met plakband.
2. Deze onder de linker vuldraad doorhalen, dan er overheen en tot slot weer onder de vuldraad doorhalen. Houd de vuldraad strak en trek de werkdraad aan, hierbij de knoop naar boven schuiven.
3. Nu dezelfde werkdraad weer in een lus over de vuldraad leggen en deze onder de streng van de werkdraad aantrekken en naar boven schuiven.
4. En klaar is een verticale dubbele halve steek.
5. Alle strengen zoals beschreven knopen.
1. Het uiteinde van de streng, zoals afgebeeld, tot een lus vormen en aantrekken.
2. Klaar is de overhandse knoop.
1. Vorm het uiteinde van de streng, zoals afgebeeld, tot een lus, doorhalen en vervolgens aantrekken.
2. Klaar is de lusknoop.